Aloë

Harmonieuze kracht én eeuwenoud charisma

Alsof je een stukje natuurlijke prehistorie in huis haalt: Aloë is een bikkel die vrijwel alles overleefd, óók vergeetachtige watergevers. 

Kleuren en vormen

Oersterk, krachtige vormen en makkelijk in de omgang: Aloë heeft blauwgroene dikke bladeren die 40-50 cm lang worden en vanuit een rozet in punten omhoog groeien, tot maximaal 100 cm. De bladeren zijn grijsgroen en hebben getande randen. Aloë is een buitengewoon zelfredzame plant, die vocht en voeding opslaat in de bladeren, om droge periodes door te komen. De woonplant bloeit in de zomer en helpt de lucht in huis schoon te houden. 


Herkomst

Aloë is een vetplant uit de Affodilfamilie en groeit al miljoenen jaren op het Arabisch Schiereiland. Er zijn zo'n 300 soorten. Als woestijnplant moet Aloë overleven in een extreem klimaat, daarom maakt hij wel 75 stoffen aan die hem daarbij helpen. Als een blad beschadigd raakt, zal de 'wond' zich bijvoorbeeld meteen dichten met stollend sap, om zoveel mogelijk vocht binnen te houden, net als bij mensen.

De werkzame stoffen van Aloë blijken ook heilzaam te zijn voor mensen. De oude Egyptenaren noemden het al 'de onsterfelijkheidsplant'. De eerste omschrijving in Europese geschriften stamt uit 1655. Aloë komt tegenwoordig ook voor in landen rond de Middellandse Zee, Indonesië, Mexico en de Cariben. 

Symboliek 

Het sap van Aloë is een populair ingrediënt in cosmetica en huidverzorgingsproducten, Cleopatra en Nefertiti maakte er al gebruik van. De naam komt van het Arabische 'Alloeh' wat 'glanzende, bittere stof' betekent. Dat slaat op de verkoelende gelachtige vloeistof in de bladeren. 'Vera' wil zoveel zeggen als 'de enige echte'. In Arabië wordt Aloë ook wel 'saber' genoemd, dit betekent 'geduld'. Het is een trage groeier, maar de plant gaat wel generaties lang mee en gaat vanzelf bij de familie horen.