Bekerplant

Stoere en spectaculaire carnivoor

Heb je een bekerplant, dan zal die gegarandeerd ter sprake komen als je bezoek hebt, door de bijzondere vorm, de spannende kannen en zijn bloeddorstige reputatie.

Bekerplant (wetenschappelijke naam: Nepenthes) staat ook bekend als het kroonjuweel onder de vleesetende planten. De bladtoppen vormen een rank die langzaam opzwelt tot een wulpse schenkkan met een smalle hals en een omhoog staand deksel. Het geeft een heel 'Jurassic Park' gevoel.

Kleuren en vormen

Bekerplant vormt aan de uitsteeksels van het groene blad een roodbruine beker met een deksel. Met nectar lokt hij insecten en andere prooidieren naar de beker die aan de bovenkant heel glad is. Hierdoor glijdt hun prooi makkelijk uit en valt deze in de beker waar een stroperige vloeistof vol verteringsenzymen er korte metten mee maakt. De plant haalt hier zijn voeding uit. Bekerplant is verkrijgbaar in diverse formaten als hangplant en sta-plant, die laatste komt het best tot zijn recht in een hoge pot.


Symboliek

De wetenschappelijke naam Nepenthes kreeg de vleesetende plant in 1737 van botanicus Carl Linnaeus. Hij baseerde hem op een stuk uit de Odyssee van Homerus, waarin een Egyptische koningin het medicijn Nepenthes pharmakon aan een verdrietige Helena geeft. De naam betekent 'geen verdriet'. Linnaeus motiveerde zijn naamkeuze als volgt: "Als dit niet Helena's Nepenthes is, dan zeker wel voor alle botanici. Welke botanicus zal niet vol bewondering zijn als hij na een lange reis deze wonderlijke plant vindt? Als hij dit bewonderenswaardige werk van Moeder Natuur aanschouwt, zal hij in zijn verrukking al zijn geleden ziektes vergeten!"

Herkomst

Bekerplant behoort tot de gelijknamige familie en groeit in de warme, vochtige jungles van Zuidoost-Azië, vooral op Borneo. Er zijn zo'n 160 soorten bekend, in het wild kunnen ze tot 15 meter hoog klimmen en hebben ze een belangrijke rol in hun omgeving. Zo is van orang-oetang bekend dat ze de vloeistof uit de bekers drinken en onderhoudt de plant diplomatieke betrekkingen met bepaalde larven, mieren en spinnen die niet door hem worden gedood.