Vleesetende planten

Wel groen, niet vegan

Ze zien er sprookjesachtig uit, met hun grillige vormen en opvallende kleuren. Maar vleesetende planten, of kortweg vleeseters, zorgen ervoor dat insecten niet bepaald lang en gelukkig leven. Ze lokken spinnen en vliegen, vangen en verteren ze. Waarmee deze woonplanten nogmaals bewijzen dat de natuur, net als veel sprookjes, mooi maar meedogenloos is.

Kleuren en vormen

De carnivoren op je vensterbank hebben namen als venusvliegenvanger (Dionaea muscipula), trompetbekerplant (Sarracenia), zonnedauw (Drosera) en bekerplant (Nepenthes). Wat ze gemeen hebben is dat ze hun prooi met hun geur en kleur dichterbij lokken, om deze daarna te vangen. Daar hebben ze allemaal zo hun eigen methode voor. Venusvliegenvanger gebruikt vangbladeren met een soort tanden langs de rand, die snel dichtslaan. De zonnedauw hanteert superkleverige bladeren en de trompetbekerplant en bekerplant hebben, zoals hun naam al doet vermoeden, een soort beker waarin ze insecten vangen. Zelf zien? Trakteer de planten eens op een insect. Ook leuk om te weten: sommige vleeseters bloeien in het voorjaar.

Symboliek

Er bestaan meer dan 500 soorten vleesetende planten, maar er is geen symbolische betekenis voor deze groep. Je kunt er natuurlijk wel zelf een verzinnen, op basis van de eigenschappen van de planten. Denk bijvoorbeeld aan schoonheid, reactiesnelheid en een zekere eh… hongerigheid.

Herkomst

In het wild leven vleesetende planten in gebieden met een stikstofarme bodem, zoals moerassen. Venusvliegenvanger komt oorspronkelijk uit de moerassen van North-Carolina, de trompetbekerplant groeit ook in de Verenigde Staten, in veengebieden. De zonnedauw groeit in het wild in Australië, Nieuw-Zeeland en in Europa. De bekerplant resideert in moerassige gebieden van het tropische regenwoud op verschillende continenten. De planten zijn inmiddels vrij zeldzaam, dus je zult ze niet snel in het wild spotten.